Het enge aan een goed idee

Ideeën zijn – als het goed is – niets nieuws voor een schrijver. We hebben ze de hele dag door. Terwijl we tv kijken, muziek luisteren, mensen waarnemen op een terras, socializen op feestjes en in gesprek zijn met vrienden. Uit zo’n gesprek distilleren wij, waarschijnlijk zonder dat iemand het in de gaten heeft, meteen die elementen die ons op weg helpen met een nieuwe roman. Er is immers altijd een nieuwe roman te schrijven. Dus zelfs als je denkt dat we volkomen gefocust zijn op het hier en nu, dat we helemaal verdiept zijn in een conversatie, film of boek… of als het juist lijkt alsof we geen klap uitvoeren en onze gedachten volkomen blanco zijn… dan vergis je je. We zijn bezig met die ideeën.

Niets bijzonders dus, al die invallen. Sterker nog, ik kan me niet eens indenken hoe het aanvoelt om rust in mijn hoofd te hebben. Om niet dag in, dag uit, continu 1001 verschillende gedachten en impulsen door me heen te hebben gaan. Vermoeiend, maar wij schrijvers zijn daar wel aan gewend. Van een idee meer of minder kijken wij niet op. Meestal. Want soms zit er plotseling eentje tussen die uitblinkt tussen alle anderen. Een zeldzame diamant die je vlug uit die chaos moet zien te plukken zodat je hem een veilig plekje kan geven. Als zo’n idee plotseling opduikt, als het jou uitgekozen heeft om het te koesteren en te laten groeien en het zó uit te werken dat het zijn volle potentieel bereikt, dan kun je je geluk niet op. Jubelend besef je dat je je beste werk ooit gaat schrijven. Je hebt goud in handen. Best een verantwoordelijkheid eigenlijk, al dat potentieel. Best wel eng ook, opeens.

Een zeldzame diamant

Ik heb het al twee keer mogen ervaren. Bij Geknipt voor jou wilde ik wisselend perspectief gebruiken. De lezer zat even vaak in het hoofd van Hannah als in dat van Frank en leerde beide personages dus door en door kennen. Daarnaast had ik een grote plottwist die ik onder geen beding wilde verraden. Best een lastige taak als je alle gedachten van beide personages aan de lezer prijsgeeft.
Geen zorgen, ik plaats hier geen spoilers. Degenen die het boek gelezen hebben, weten nu vast meteen wat ik bedoel en de anderen (jullie weten niet wat jullie missen) moeten het boek dan maar supersnel aanschaffen om het te ontdekken.
Hoe dan ook, toen ik dit bedacht, had ik dus geen idee of het me zou lukken om het goed uit te voeren. En als de hele basis van je boek hiermee staat of valt, is dat best spannend. Maar wat een feest als het dan lukt. En het lukte!

Daarna kwam Zoek het maar uit, waarin ik de uitdaging aanging om drie verhaallijnen met elkaar te verweven. Ella’s heden en verleden en het verhaal van de eerste liefde van haar oma wisselden elkaar af. Ik maakte een kapstok om het hele verhaal aan op te hangen, iets wat ik vantevoren nooit goed uitstippel, maar in dit geval was het nodig om gestructureerd te werken. Ik kreeg er vertrouwen in, tot ik ging uitrekenen in welk jaartal Ella’s oma zestien jaar was. Ik kwam midden in de tweede wereldoorlog terecht. Niet iets wat voor de hand ligt om te gebruiken voor een feelgood roman. Even leek mijn hele plan in duigen te vallen, tot ik besefte dat oma’s liefdesverhaal alleen maar aangrijpender zou worden als het in oorlogstijd plaatsvond. De vraag was alleen of ik het voor elkaar zou krijgen om al die verhalen in elkaar te weven zonder de lezer onderweg kwijt te raken. En zouden mijn lezers zich wel in zo’n heftige verhaallijn willen storten?
Ook hier was het antwoord gelukkig een absolute “ja” en ik was trots op het werk dat ik afleverde.

Nu, bij mijn zesde boek, overkomt het me weer. Ik heb een bijzonder mooi idee en hoe meer ik eraan werk, hoe meer vaste vorm het krijgt en hoe mooier het wordt. Het is nog veel te vroeg om de details te verklappen en eigenlijk doen ze er ook nog niet toe. Wat ik nu met jullie wil delen is het bijzondere gevoel van deze fase. Een fase waarin alles mogelijk is, maar waarin je soms ook bang bent dat je niet kunt volbrengen wat je voor ogen hebt. Dat is geen misplaatste onzekerheid. Ik weet wat ik kan en ik ga er alles aan doen om een goed boek af te leveren. Maar gaat het ook het boek worden dat ik nu voor ogen heb? Zal ik precies dat weten te vangen wat zo subtiel tegen me fluistert als ik aan het werk ben én als ik ’s nachts wakker lig, denkend aan alle mogelijkheden van deze roman. Spannend, hè? En leuk. En toch ook een heel klein beetje eng.